3 OCTOBER 1914. 289 zelfs het zeggingschap van den raad ophoudt, en die ,op onzen last of met onze machtiging daadwerkelijk geschiedt door den directeur, die als ambtenaar geen bestuursdaden verrichten of overheidszorg uitoefenen ,mag. Het aangehaalde artikel 9 der betreffende in structie komt hierbij in het geheel niet te pas. Dit artikel is niets anders dan eene nieuwe redactie met ,eene uitbreiding in algemeenen zin van art. 7 in de vroegere instructie, luidende: ,,Bij onheilen, ontplof fingen, lekkages enz. begeeft hij zich dadelijk naar ,de plaats, waar deze zich hebben voorgedaan hij neemt alsdan de noodige maatregelen om verdeire on gelukken en schade te voorkomen en om alles zoo Spoedig mogelijk in orde te brengen," en al ware dit ,niet zoo, dan zou in dit geval nog geen sprake kun- ,nen zijn van „spoedeischend" zooals is uiteengezet ,in het voorbedoeld conferentie-verslag. „Terloops wordt in dit verslag ook aangeroerd de bestaande verhouding tusschen den directeur (ambte naar) en ons college als overheid. De verhouding nu tusschen overheid en ambtenaar wordt beheerscht in ,de eerste plaats door wettelijke bepalingen, verder ,door reglementen, instructie's. en voorschriften, door ,het bevoegde gezag vastgesteld of uitgevaardigd, en ,ten slotte door ongeschreven regelen, welke zich de- ,monstreeren tengevolge van hoedanigheden en eigen schappen van persoonlijken aard, wederzijds van over heidspersoon en ambtenaar. ,,Nu kunnen wij met betrekking tot het onderhavige geval dit wel zeggen, dat wij volkomen instemmen ,met de woorden van 'het meerbedoeld verslag „dat het ,den directeur tot nu toe niet gelukt is de verhouding ,te bevatten tusschen een ambtenaar en een bestuurs college", waaronder wij dan in het algemeen „de overheid" verstaan en dat naar onze vaste o vertui-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1914 | | pagina 289