290
3 OCTOBER 1914.
„ging de zaken der gemeente veel nadeel zullen onder-
vinden, indien de ambtenaar in kwestie uit de behan
deling van punten als waarvan hier de rede is, stof
putten kan om te volharden bij de door hem aange-
nomen houding.
,,Het is om dat nadeel te voorkomen, dat wij op
„grond van het vorenstaande het voorstel doen om het
„onderwerpelijk adres voor kennisgeving aan te ne-
„men."
De heer REIGERSMAN geeft in overweging deze
zaak in besloten zitting te behandelen, opdat niemand
onaangenaam worde aangedaan.
De heer VAN IERSEL kan zich met dit voorstel
zeer wel vereenigen.
De heer STULEMEIJER is van eene tegenoverge
stelde meening. Het adres is openhaar, zoodat er ook
geen bezwaar kan zijn, om de zaak in het openbaar
te behandelen.
De heer REIGERSMAN wijst erop, dat in eene be
sloten vergadering meer vrijheid van spreken bestaat.
Om niemand te hinderen en ook niemand onaangenaam
te zijn, acht spreker de behandeling in besloten zitting
Igewenscht.
De heer J. M. INGENHOUSZ meent, dat de heele
zaak met personen niets te maken heeft. Als er iets
gezegd wordt, dat iemand onaangenaam is, heeft hij
dat aan zich zelf te wijten. Er bestaat een formeel mee-
ningsverschil over de uitlegging eener instructie. Daar
over kan de raad beslissen zonder persoonlijkheden in
het debat te brengen.
De VOORZITTER is het hiermede eens, doch van
den anderen kant dient men te beseffen, dat er allicht