t/L
294 3 OCTOBER 1914.
tenaar en liet college van burgemeester en wethouders
niet van één kant, maar van beide zijden in de hand
moet worden gewerkt. Men bedenke eens, hoe demora-
liseerend het op een ambtenaar moet werken, die, in
de overtuiging de gemeente goed gediend te hebben en
wellicht verwachtende een pluim te krijgen, na de ver
gadering van burgemeester en wethouders bij spreker
is gekomen met de mededeeling ,,ik ben daar behan
deld als een hond". Men behoeft zich niet af te vra
gen, welken indruk die ambtenaar van die bijeenkomst
heeft medegenomen.
En dan is spreker ter oore gekomen, dat door
iemand, die het college vdn burgemeester en wethou
ders zeer nabij staat, na den aankoop der kolen is
gezegd „we zullen zien, wie hier de baas is, hij
of ik".
Spreker wil geen namen noemen, doch kan de ver
zekering geven, dat hij dit weet van een zeer betrouw
baar persoon. Ook heeft spreker dit feit alleen willen
aanhalen, om daardoor erop te wijzen, hoe de ver
standhouding is. Ook de overheid kan verkeerd han
delen en de opgezette theorie geldt dus wederzijds. Men
moge dit noemen eene „incompatibilité d'humeur". doch
zoo iets mag niet gehoord worden, wijl het belang der
gemeente zulks verbiedt.
Thans de geschiedenis van den aankoop der kolen
nagaande, herinnert, spreker er aan, dat de directeur
op 30 Juni een voorstel deed om 1500 ton aan te koo-
pen van de firma Bueninck en Co. te Dusseldorf.
De gascommissie stelde voor dien koop af te sluiten.
Op 24 Juli ontving de directeur bericht van burge
meester en wethouders, dat hij eene proef lading van
200 ton bestellen kon. Einde Juli trad de oorlogstoe
stand in. Er waren geen kolen genoeg en om in de
behoefte te voorzien weirden in de maand Augustus