4 3 OCTOBER 1914. 297 spraak door den raad. Hij moet weten, wat hem in der gelijke gevallen te doen staat. Gaarne zag spreker deze kwestie in der minne opgelost. Om daartoe te ge raken, stelt hij voor het prae-advies af te stemmen en aan burgemeester en wethouders over te laten de zaak tot oplossing te brengen. De heer BLOEMARTS kan ook niet medegaan met het voorstel van burgemeester en wethouders en is van oordeel, dat de raad eene beslissing moet nemen. Spre ker wil de zaak zuiver behandelen. De directeur heeft liet recht van beroep op den raad en de raad is dus verplicht daarop te antwoorden. De feiten, waar het hier om gaat, staan vast. Artikel 9 van de instructie van den directeur zegt, dat hij in spoedeischende gevallen de maatregelen neemt, die hij noodig oordeelt, onder verplichting bur gemeester en wethouders daarmede zoo spoedig moge lijk in kennis te stellen. Artikel 16 bepaalt, dat bij verschil van gevoelen om trent uitlegging of toepassing der instructie tusschen burgemeester en wethouders en den directeur, de ge meenteraad beslist. Wat is nü de kwestie. De directeur beweert, dat hij tot den aankoop be voegd was, wijl het hier een spoedeischend geval be trof. Burgemeester en wethouders daarentegen zeggen, dat de aankoop van grondstoffen wordt beheerscht door artikel 3 en daarop in geen geval artikel 9 van toe passing is. Er bestaat dus een verschil van gevoelen omtrent de uitlegging der instructie, waarover de raad, als rech ter, te beslissen heeft. En nu is de opvatting van spreker, die reeds lang

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1914 | | pagina 297