3 OCTOBER 1914. 299
gemachtigd, bij wijze van proef, één schip van die
kolen te laten komen.
Door deze voorgeschiedenis kreeg dus het aanbod
der firma, met den dwang van onmiddellijk toe te
slaan, een geheel ander karakter. Daardoor werd de
directeur in de verleiding gebracht, om reactie te ple
gen op een besluit, dat reeds gevallen was. Deze om
standigheid had den directeur moeten weerhouden, om
eene zelfstandige beslissing te nemen. Hij1 wist, dat
men bezwaar had tegen deze kolensoort en had dus
niet mogen besluiten zonder burgemeester en wethou
ders daarin te kennen. Hij had hunnen probeeren, om
het aanbod te handhaven en aan de firma moeten mede
deel en, dat hjj voor een bepaald uur telegrafisch zou
antwoorden. Vooral, wijl het hier niet gold een uit de
lucht gevallen voorstel, doch een aanbod, dat reeds
vroeger door burgemeester en wethouders verworpen
was.
Spreker waardeert het streven van den directeur,
doch is van meening, dat hij in deze niet heeft gehan
deld, zooals het moest zijn, en dat hij zich had moeten
houden aan de door burgemeester en wethouders geno
men beslissing.
Overigens is spreker het niet eens met den juridischen
kant van het gesprokene door den heer Stulemeijer.
Waar het hier een gemeentebedrijf betreft, behoort de
uitvoering van contracten bij burgemeester en wethou
ders. De directeur is daartoe onbevoegd. Ook wist de
firma, dat de directeur de steenkolen niet kocht voor
zich zelf. Dat de gemeente door eene eventueele proce
dure dus schade zou lijden, gelooft spreker niet.
Spreker acht den directeur hoog en wenscht hem
gaarne voor Breda te behouden. Hij blijft echter bij
zijne opinie, dat hier niet aanwezig was een spoed -
eischend geval en dat de directeur evenmin een beroep