3 OCTOBER 1914. 301
bijgaan. Wel zegt de heer Bloemarts, dat de di
recteur aan de firma had moeten vragen, of zij haar
aanbod tot 's avonds wilde handhaven, doch dit was
niet mogelijk. De firma wilde onmiddellijk antwoord
hebben, want de firmanten konden ieder o ogenblik voor
de landweer worden opgeroepen.
Spreker zal de laatste zijn, om te verdedigen, dat
de directeur maar alles op zijn eigen houtje mag doen,
doch hier betrof het een exceptioneel geval. Spreker
vraagt aan ieder industrieel, of de directeur deze gele
genheid wel mocht laten voorbijgaan en of hier niet
aanwezig was een spoedeischend geval, waarin hij zelf
standig kon optreden. Ook de directeur heeft niet an
ders gemeend, dan dat hij in dit geval verkeerde. Hij
heeft) evenmin opzettelijk tegen den wil van burgemees
ter en wethouders willen handelen, door tot dezen aan
koop te besluiten. Aan den directeur is gezegd, dat hij
wist, dat de gemeente geen kolen wilde van die firma.
Maar daar wist hij niets van. Spreker heeft voor zich
zelf de overtuiging, dat de directeur er geen oogenblik
aan gedacht heeft, om het gezag, van wie ook te mis
kennen.
Bovendien waren er geen voldoende steenkolen in
voorraad. Er was aangedrongen op zuinigheid bij de
gasverbruikers en maatregelen waren genomen om de
straatverlichting tot op de helft te beperken. Op 28
Augustus was ook nog niet bekend, dat de algemeene
uitvoer van steenkolen uit Duitschland weer zou wor
den toegestaan. Spreker zou den directeur, voor het
geen hij gedaan heeft, de grootste pluim op den hoed
gestoken hebben, die er te krijgen was.
Indien nu de raad besluit, het adres van den direc
teur voor kennisgeving aan te nemen, dan gaat de
man schade lijden. Spreker gelooft niet, dat hij zich
daarmede vergist. De kolen komen dan voor rekening