31 JANUARI 1914.
31
„in de gymnastiek" en aan de „Vereeniging van
„concierges en amanuenses aan inrichtingen voor hooger
„en middelbaar onderwijs en hen die daarmede gelijk
„gesteld kunnen worden" Met betrekking tot de bij
„laatstgenoemd adres bedoelde tractementsregeling van
„de concierges aan hoogere burgerschool en gymnasium,
„merken wij op, dat deze jaarwedden nog laatstelijk
„bij Uw besluit van 16 Maart 1912 tot verhoogde
„bedragen zijn vastgesteld, zoodat o. i. thans voor
„herziening geene aanleiding bestaat."
De heer STULEMEIJER stelt voor, dit punt aan te
houden tot eene volgende vergadering, omdat hem
enkele punten nog niet volkomen duidelijk zijn. Zoo
wordt in het adres van de vereeniging van gymnastiek
leraren gewezen op een zeer groot euvel. In hoever
aan het verzoek dier vereeniging behoort te worden
voldaan, daarover is spreker nog niet voldoende ingelicht.
De VOORZITTER wijst erop, dat van de zijde der
leeraren herhaaldelijk is aangedrongen op bespoediging
der afdoening. De zaak is reeds hangende van Novem
ber 1912. In dien tusschentijd is er meermalen wijzi
ging gebracht in de rijksregeling. Dientengevolge
moesten telkens drie commissiën en drie inspecteurs
worden gehoord, hetgeen allemaal aanleiding gaf tot
vertraging.
De voorgestelde regeling is, ook wat den gymnastiek
leraar betreft, geheel in overeenstemming met de
rijksregeling en er bestaat geen enkele reden om daarvan
af te wijken. Wij behoeven niet te zijn „plus royaliste
que le roi."
De heer STULEMEIJER vindt een salaris van f 1190,
voor 22 lesuren, zooals die hier gegeven worden, niet
hoog. Het is mogelijk, dat aan rijks-hoogere burger-