14 NOVEMBER 1914.
329
„geld voor het lager onderwijs in deze gemeente het
„verleenen van zoodanige vrijstelling niet gedoogt,
„zoodat reeds op dien grond op het verzoek afwijzend
„behoort te worden beschikt.
„Het onderwijs in deze gemeente wordt gegeven aan
„scholen, ingedeeld naar de maatschappelijke gesteld-
„heid der ouders en de behoeften der leerlingen.
„Wel kunnen, volgens de verordening, on- en min
vermogenden met geheele of gedeeltelijke vrijstelling
„van schoolgeld tot de betalende scholen worden toe
gelaten, doch uit den aard der zaak kunnen daar
onder alleen vallen leerlingen met bijzonderen aanleg,
„die anders verstoken zouden blijven van het onder-
„wijs in zoodanige vakken van uitgebreid of meer
„uitgebreid lager onderwijs, waarvan de kennis, met
„het oog op hunne verdere studie, onmisbaar is te
„achten.
„Voorts moeten wij doen opmerken, dat de invorde
ring van het schoolgeld geschiedt door den gemeente-
ontvanger met inachtneming der wettelijke voorschrif
ten. Aanslagen, die niet kunnen worden ingevorderd,
„worden, met opgaaf van redenen, aan den raad ter
„oninbaarverklaring voorgedragen. De raad heeft dus
„in elk speciaal geval te beoordeelen of en in hoever
„er termen bestaan, het schoolgeld oninvorderbaar te
„verklaren.
„Maar het verleenen van vrijstellingen of ontheffin
gen in algemeenen zin in den geest als adressanten
„dat wenschen, is niet mogelijk en in strijd met de be
staande voorschriften.
„Wij hebben de eer u mitsdien voor te stellen, aan
„adressanten te berichten, dat hun verzoek niet voor
„inwilliging vatbaar is."
De heer VAN HULTEN zegt, dat van hem niet is
te verwachten eene verdediging van het verzoek, wijl
hij het prae-advies van burgemeester en wethouders