366 28 DECEMBER 1914.
deze door B. en W. als crediet-aanwijzing zou worden
beschouwd en B. en W. feitelijk de bevoegdheid zou
den hebben met de begrootingsposten te handelen naar
hun goedvinden.
Hetzelfde lid was van oordeel en meerdere leden
sloten zich bij dit oordeel aan dat deze begrooting
stond in het teeken van „niets doen." Diezelfde leden,
erkennende, dat in deze dagen alle voorzichtigheid moet
worden betracht en met behoedzaamheid met de ge-
meente-financiën moet worden gehandeld, meenden toch,
dat het ook op den weg der gemeente lag, tijdig te
voorzien in de werkloosheid, welke zich in de gemeente
zou doen gevoelen. Met het oog daarop wenschten deze
leden B. en W. te vragen, of het in de bedoeling van
hun college lag, bijtijds maatregelen te nemen tot pro
ductieve werkverschaffing, respectievelijk over te gaan
tot aanbesteding van werken, welke toch moeten wor
den uitgevoerd en waarbij het arbeidsloon de hoofd
factor zou vormen.
Door alle leden eener afdeeling werd geklaagd over
de late indiening der begrooting en gewezen op het
wettelijk voorschrift aangaande het tijdstip waarop de
begrooting moet worden voorgedragen.
Diezelfde leden achtten bovendien de laatste dagen
des jaars weinig geschikt voor behandeling en afdoe
ning der begrooting en verzochten in het vervolg meer
tijd voor bestudeering.
Een lid eener afdeeling wenschte meerdere malen
in het jaar te vergaderen en dan telkens eene kleinere
agenda als gewoonlijk te behandelen. Ook verzocht dit
lid meer tijd voor de bestudeering van importante
zaken, welke vaak op de agenda voorkomen en be
klaagde zich ook over het laat uitbrengen Aran het
gemeenteverslag en evenzoo over het steeds zeer laat
ontvangen van de gedrukte notulen der raadsvergade
ringen.