870 28 DECEMBER 1914. hooger te ramen dan de opbrengst, naar vrij grooté zekerheid, in werkelijkheid zin zal. Wat betreft de vraag, bij volgnummer 151 van het centraal rappcrt gesteld, om eene taxatie over te leg gen van de waarde der verschillende gemeente-eigen dommen, daarop is door burgemeester en wethouders geantwoord, dat zij het nut hiervan niet inzien. Bij de behandeling van vroegere begrootingen zijn meermalen financieele beschouwingen gehouden. Door den heer Meeuwesen is in 1910 reeds erop gewezen, dat de uitgaven der gemeente steeds stijgende zijn, hetgeen door hem met cijfers werd aangetoond, doch die cijfers op zichzelf zooals die in de rekening voorkomen, beteekenen niet veel. Spreker wenscht eene opgaaf van de waarde der gemeente-eigendommen, om die te kunnen vergelijken met den schuldenlast der gemeente. Nu weet spreker wel, waar het geld blijft, voor zoo veel dit de gemeentebedrijven betreft. Wanneer voor de bedrijven een zeker bedrag wordt geleend, is dit in de begrooting weer te vinden. Niet zoo is het echter gesteld met den schuldenlast voor den algemeenen dienst. In de laatste jaren zijn herhaaldelijk gronden en gebouwen aangekocht, doc-h de waarde dier bezittin gen ten opzichte van den schuldenlast is niet na te gaan. In plaatsen, waar een eenigszins uitgebreid grond bedrijf bestaat, wordt daarvan eene afzonderlijke admi nistratie gevoerd. Het hebben van een staat van de waarde van ge meente-eigendommen, kan ook practiseh nut hebben, b.v. bij het opnemen van gelden of het aangaan van leeningen. Reeds in 1902 werd in Amsterdam besloten om een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1914 | | pagina 370