Uv 28 DECEMBER 1914. 379 thans menschen, die liun geheele leven in eene bepaalde richting hebben gewerkt. Men kan van de wethouders niet eischen, dat zij van alles op de hoogte zijn. De heer SASSEN wijst erop, dat de wethouders zich toch in alle zaken moeten inwerken. Bij eene verdee ling, zooals de lieer Van Iers el wenscht, zou de eene wethouder te veel en de ander te weinig werk hebben. Spreker is altijd een voorstander van de ver deeling der werkzaamheden geweest, doch ziet de nood zakelijkheid daarvan nog niet in. De heer STULEMEIJER is het eens met het argu ment van den heer Van Ier'sel. Het moge juist zijn, dat burgemeester en wethouders zelf over de ver deeling van werkzaamheden hebben te oordeelen, als een verzoek daartoe van den raad uitgaat, mag toch vertrouwd worden, dat het dagelijksch bestuur daaraan zal gehoor geven. Spreker herinnert zich verder, dat onlangs door den voorzitter bij het debat over zeker onderwerp werd ge zegd daar heeft mijnheer Sassen zich meer spe ciaal mede bemoeid. Officieus is de verdeeling er dus. Als ieder wethouder eene vaste functie heeft, dan zal hij zich met die zaken ook bijzonder occupeeren. Het is beter zich met ééne zaak veel bezig te houden, dan met alle zaken weinig. De heer LIJDSMAN wijst erop, dat de kwestie van verdeeling van werkzaamheden reeds in vorige jaren in den raad besproken is, doch toen voornamelijk is afgestuit op de bezwaren van den heer Rombouts, dat de wethouders zich in eene bepaalde zaak alleen zouden inwerken. Spre' er de?lt echter dat bezwaar piet.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1914 | | pagina 379