fu 380 28 DECEMBER 1914. De functie-verdeeling der wethouders is geen uni cum. Ook in andere steden van eenig aanbelang bestaat zoodanige regeling. Als elke wethouder zich met be paalde zaken belast, zal hij den voorzitter en ook den raad beter kunnen inlichten. De heer BLOEMARTS ziet de noodzakelijkheid eener verdeeling van werkzaamheden op dit oogenblik niet in, afgescheiden van de mogelijkheid om eene goede verdeeling te maken. Dat zoodanige verdeeling nuttig zal werken, durft spreker niet te onderschrijven. In de praktijk zal het tot heel wat moeilijkheden aanlei ding geven. De heer REIGERSMAN ziet ook de noodzakelijkheid ervan niet in, hoe goed de verdeeling ook moge zijn. In groote gemeenten, waar men een groot aantal wet houders heeft, kan wellicht eene goede functie-verdeer ling gevonden worden, doch in een gemeente, zooals Breda, met slechts drie wethouders gaat dat niet. Wordt verdeeling van arbeid wenschelijk geacht, dan dient dit uit te gaan van het dagelijksch bestuur zelf. De heer STULEMEIJER acht het niet noodig, dat een wethouder specialiteit is, maar dat hij zich voor de taak, die hem is opgedragen, specialiseert. Hij zal dan de zaken beter kunnen behandelen. Ook is het niet de vraag, of het thans goed gaat, maar wel deze, of het niet nog beter gaan kan, als de functiën worden verdeeld. Overigens acht spreker den raad volkomen bevoegd, oni de wenschelijkheid uit te spreken tot ver deeling van werkzaamheden. Spreker twijfelt er niet, of er zullen wel wethouders te vinden zijn, die zich in een bepaald onderdeel der gemeente-huishouding inwer ken. Als een wethouder voor alle zaken geschikt ge acht wordt, is hij dat zeker voor een deel daarvan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1914 | | pagina 380