28 DECEMBER 1914. 395
stonden tusschen de gemeente en het muziekkorps. Als
er geene andere verplichtingen bestaan dan het geven
van een 20 a 25 tal muziekuitvoeringen per jaar, is het
nog al eene dure subsidie.
De heer VAN HULTEN zegt, dat hij al eenige jaren
achtereen op schrapping van dezen post heeft aange
drongen, doch telkens te vergeefs.
De heer BLOEMARTS wijst erop, dat ieder jaar bij
de begrooting op dezen post wordt teruggekomen. Spre
ker zegt, dat men zich echter goed moet indenken in
de geschiedenis van het korps. Oorspronkelijk wafe het
een muziekkorps, behoorende bij de dienstdoende schut
terij. Bij de opheffing van de schutterijen bleef men
staan voor de vraag, wat 'er met het muziekkorps
moest worden gedaan. Er was een directeur, die reeds
een 25-tal dienstjaren had en die men toch zoo niet
aan den dijk kon zetten. Dit leidde tot het besluit, om
het muziekkorps als stedelijk korps te bestendigen.
Wat de praestaties van het korps betreffen, deze
kunnen door een ieder worden nagegaan. Er bestaat
altijd nog een beetje naijver van de overige liefhebberij
korpsen in deze gemeente. Spreker hoopt, dat het de
laatste maal zal zijn, dat men deze zaak bij de begroo
ting ter sprake brengt. Men moet den tijd afwachten.
De heer VAN HULTEN is het er volkomen mede
eens, dat het niet aangaat om den kapelmeester aan
den dijk te zetten, doch ook zonder dit kon het nog
beter gaan.
De heer BLOEMARTS houdt zich voor het advies
van den heer Van Huiten aanbevolen.
De heer MERKELBACIi VAN ENKHUIZEN zegt,