28 DECEMBER 1914. 4Q7 doeling, dat zij door den betrokken ambtenaar zou worden bewoond'. Aan de verschillende sollicitanten is dit indertijd volkomen duidelijk gemaakt. De heer STULEMEIJER wil niet verder ingaan op de uitdrukking, in hoever het den directeur al dan niet gemakkelijk wordt gemaakt, wijl dit eene persoon lijke appreciatie is. Eene bepaalde bedoeling heeft spre ker daarmede niet gehad. Spreker beschouwt den directeur als een hoogst fat soenlijk man. Als die eene schriftelijke verklaring af legt, moet daaraan geloof worden gehecht. Daartegen over staat ook de verklaring van den voorzitter, die zeer zeker even geloofwaardig is. Tusschen beide verklaringen liggen de notulen van de gascommissie en deze zullen dus moeten uitwijzen, wie hier gelijk heeft. De VOORZITTER veronderstelt, dat daarvan niets in de notulen is opgenomen, evenmin als in de notulen van burgemeester en wethouders is vermeld, dat aan den directeur is toegestaan, om een paar maanden aan de Baronielaan te gaan wonen. In de bewuste verga dering waren echter ook de andere leden van de gas commissie tegenwoordig, die de juistheid van sprekers mpdedeeling omtrent de toedracht der zaak zullen kun nen bevestigen. De heeren STAAL en TEYCHINÉ bevestigen hier op de verklaring van den voorzitter. De heer STULEMEIJER zegt, dat dan nog de mo gelijkheid blijft bestaan van een misverstand of mis- opvatting bij den directeur en is het de vraag, of de directeur daaraan schuld heeft en er nadeel van mag ondervinden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1914 | | pagina 407