4 31 JANUARI 1914. 41 „notulen pag. 67) werd aan de heeren de Bie en „van Roessel, hoofden van herhalingsscholen tegen „storting eener jaarlijksche bijdrage in de gemeentekas, „gewaarborgd het pensioen, waarop zij en eventueel „hunne weduwen en weezen aanspraak zouden kunnen „hebben, berekend naar een grondslag van f 150, „indien door hen naar dien grondslag in het rijkspen- „sioenfonds werd bijgedragen. „Dit besluit hield verband met de omstandigheid, „dat in 1903 de jaarwedden van de hoofden van scholen, „tevens hoofden van herhalingsscholen, moesten worden „gesplitst, waardoor zij, wat laatstgenoemde betrekking „betrof, buiten het rijkspensioenfonds vielen ofschoon „zij reeds vroeger over die som aan het Rijk voor „pensioen hadden bijgedragen. „Krachtens de weduwenwet voor de onderwijzers „van 1905 komt voor de berekening van het weduwen- „en weezenpensioen geen hooger bedrag aan pensioens grondslagen in aanmerking dan f 2400,en behoeft „voor het meerdere ook niet te worden gestort. „De pensioensgrondslagen van wijlen den heer de „Bie waren sedert 1 Mei 1909 en die van den heer „van Roessel sedert 1 Januari 1910 hooger dan „f 2400,zoodat, indien de hiervoor bedoelde bezol diging als hoofd van de herhalingsschool ware be grepen geweest in de wedde van hoofd der school, „daarop geene korting ten behoeve van het weduwen- „en weezenfonds zou zijn toegepast. „Wijl bovendien het raadsbesluit van 1903 alleen „ten doel heeft aan de betrokkenen te waarborgen het „eventueel nadeel, dat voor hunne na te laten be trekkingen kon ontstaan door een f 150,lageren „pensioensgrondslag en van eenig nadeel geen sprake „kan zijn, nu de gezamenlijke pensioensgrondslagen „van de betrokkenen, ook zonder die f 150,reeds

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1914 | | pagina 41