14 MAART 1914. 55 genoemde betrekkingen ingaat met den 1 Januari vol gende op het jaar, waarin een tweejarige diensttijd is volbracht, de tweede en derde verhooging respectievelijk twee en vier jaar na de eerste 2o. dat diensttijd als hulpkeurmeester niet wordt medegerekend voor de periodieke verhooging als keur meester. De VOORZITTER vraagt, of de raad zich met de voorgestelde regeling kan vereenigen. De heer VAN BA VEL wijst erop, dat volgens het voorstel de aanvangsjaarwedde van den keurmeester van vee, vleesch en visch zal bedragen f 1000. met verhoogingen tot f 1300.terwijl de jaarwedde van den keurmeester van visch wordt voorgesteld op f 200.Is het mi de bedoeling, vraagt spreker, dat de maximum-jaarwedde zal bedragen f 1300.plus f 200.of zijn die f 200.in het maximum van f 1300.begrepen. Verder wijst spreker op de bepaling, dat de eerste periodieke verhoogitig eerst zal ingaan op 1 Januari, volgende op het jaar, waarin een tweejarige dienst is volbracht. Zoodoende kan het voorkomen, dat de eerste verhooging eerst ingaat ongeveer drie jaar na de in diensttreding. Dit acht spreker te lang, waarom hij in overweging geeft te bepalen, dat de eerste periodieke verhooging zal ingaan twee jaar na de indiensttreding. De VOORZITTER antwoordt hierop, dat in het voorstel onder b eene vergissing heeft plaats gehad. De woorden en visch moeten daaruit vervallen. Het zijn twee afzonderlijke betrekkingen, n.l. van keur meester van vee en vleesch en van keurmeester van visch, zoodat het maximum der wedden van beide be trekkingen te samen op f 1500.komt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1914 | | pagina 55