21 MAART 1914.
83
grondige behandeling ook samen moeten behandeld
worden.
Het voorstel van den heer VAN IIULTEN wordt
niet voldoende ondersteund en kan alzoo geen punt
van behandeling uitmaken.
De VOORZITTER kan geene toezegging doen, dat
het prae-advies inzake de werkloo zen ver zekering reeds
in de eerstvolgende vergadering zal ter tafel komen,
maar dat het toch wel mogelijk zou kunnen zijn, dat
de behandeling van beide zaken kan samengaan.
10. Schrijven van burgemeester en wethouders,
daarbij ter vaststelling aanbiedende eene ontwerp-veror-
dening, betreffende het toelaten van kinderen tot licht-
beeldenvertooningen, luidende als volgt
,,Wij hebben de eer U hierbij ter vaststelling aan te
„bieden eene ontwerp-verordening, betreffende het toe
laten van kinderen tot lichtbeeldenvertooningen.
„Voor zooveel noodig wenschen wij onder Uwe aan
dacht te brengen, dat dit ontwerp gelijkluidend is aan
„hetgeen dienaangaande in Rotterdam is verordend.
„Het is ons echter bekend, dat bij gedeputeerde sta-
„ten dezer provincie overwegend bezwaar bestaat tegen
„de bepaling, voorkomende in art. 2, sub lo. van ge-
melde verordening, omdat de uitvoering hierbij is op
gedragen aan burgemeester en wethou
ders en niet aan den burgemeester, inge-
„volge art. 188 der gemeentewet.
„Gedeputeerde staten zien in deze bepaling dus eene
„verboden machtsdelegatie, welke, naar hunne meening,
„in dit geval alleen aan den burgemeester zou
„kunnen worden opgedragen.
„Deze zienswijze van het gedeputeerd college deelen
„wij niet, doch wij meenen ons te moeten scharen aan
„de zijde van den gemeenteraad van Rotterdam en naar