21 MAART 1914.
87
De heer BLOEMARTS vindt het eene reactie op
eene vroegere verordening.
De heer MERKELBACH VAN ENKHUIZEN zegt,
dat het zijne bedoeling is, dat steeds de helft van
de wedde wordt ingehouden, niet meer, maar ook niet
minder.
De heer VAN HULTEN meent, dat het wel zeld
zaam zal voorkomen, dat twee onderwijzers gelijktijdig
onder die bepaling vallen, doch hij acht de kwestie
van genoegzaam gewicht om haar thans uit te maken.
De heer BLOEMARTS herinnert eraan, dat hij inder
tijd aan de totstandkoming van de thans vigeerende
verordening heeft medegewerkt, doch dat die bepaling
nooit anders is opgevat, dan in den geest, zooals door
hem is aangegeven. Als die in de practijk anders is
uitgelegd, dan ligt het niet aan de ontwerpers der
verordening. Spreker heeft er echter geen bezwaar
tegen, dat de verordening thans wordt gewijzigd in den
geest, zooals door den heer Merkelbach van
Enk huizen is aangegeven. Men kan dan evenwel
de bepaling zoodanig wijzigen, dat aan de onderwijzers,
na ongesteldheid van een jaar, de helft van hun salaris
zal worden uitbetaald.
Niemand der leden hiertegen eenige be
denking hebbende, wordt het betrokken arti
kel 11 met inachtneming van vorenstaande
wijziging goedgekeurd.
Bij de behandeling van art. 12 wijst de heer ZIJL
MANS erop, dat in dit artikel wel een termijn is be
paald voor het verlof van eene gehuwde onderwijzeres,
die hare bevalling tegemoet ziet, doch daarin komt
geene bepaling voor ten aanzien van eene onderwij-