92 21 MAART 1914. aan de hoofden van scholen wordt toegekend. De mo gelijkheid kan bestaan, dat de hoofden van scholen er verschillende opinies op na houden, zoodat de een zou kunnen weigeren, wat door een ander wordj toege staan. Spreker acht het beter dat het verleenen van die ontheffing aan een centraal lichaam, b.v. aan burge meester en wethouders of aan de commissie van toe zicht wordt opgedragen. De heer BLOEMARTS acht deze opvatting niet juist. De zaak is in de schoolcommissie ernstig over wogen. Oorspronkelijk was het de bedoeling, om het geven van privaatlessen door onderwijzers aan leerlin gen van dezelfde school geheel te verbieden. Doch men gevoelde, dat men door dit verbod wellicht wat te ver ging. Het zou toch kunnen voorkomen, dat een nor maal ontwikkeld kind door ziekte wat achterlijk was geraakt. Het belang van het kind zou dan kunnen medebrengen, dat het door privaatlessen werd bijge werkt, waartoe in zoo'n geval de klasse-onderwijzer de aangewezen persoon is. Als men de zaak van dit standpunt beschouwt, is het hoofd der school het beste in staat, om te beoordeelen, of het verzoek kan worden toegestaan. Het verbod heeft ten doel, om te voorko men, dat de onderwijzer zijn klasse zou verwaarloozen, ten einde op die manier aan privaatlessen te komen. De VOORZITTER voegt er nog aan toe, dat, als een verzoek bij burgemeester en wethouders zou in komen, deze toch zouden moeten afgaan op het advies van het hoofd der school In verband hiermede is aan de ontwerp-verordening nog toegevoegd een nieuw art. 5, betreffende het houden van een register door de hoofden van scholen, waarin van de verleende vergun ningen aanteekening moet worden gehouden. Dit re gister moet alle drie maanden aan burgemeester en wethouders ter inzage worden gezonden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1914 | | pagina 92