21 MAART 1914.
93
De heer FEBER meent, dat het bezwaar bestaat, dat
burgemeester en wethouders dan geen inzage krijgen
van de geweigerde vergunningen.
De heer SASSEN zegt, dat dit aanvankelijk ook wel
als een bezwaar werd aangemerkt, doch als een onder
wijzer zich door de weigering bezwaard gevoelt, zal
hij vanzelf wel bij burgemeester en wethouders komen
klagen.
De heer FEBER acht het toch beter, om in dit geval
in art. 5 te spreken van gevraagde vergunningen in
plaats van verleende vergunningen.
De VOORZITTER meent, dat de administratie al
ingewikkeld genoeg is. Het is voldoende, dat èn de
hoofden èn de onderwijzers onder controle staan.
De heer BLOEMARTS zegt, dat men een onderwij
zer, indien hem eene vergunning geweigerd wordt,
toch niet tot eene klacht behoeft uit te noodigen. Klaagt
hij nie,t, dan wordt de weigering niet onderzocht en
komt het er niet op aan, of die weigering geboekt
staat. Klaagt hij wel, dan wordt de weigering toch
onderzocht, al is zij niet in het register ingeschreven.
De heer FEBER zegt, dat hij zich na de verkregen
inlichtingen, wel met de voorgestelde bepaling kan
vereenigen.
Zonder verdere bedenking wordt de aan
geboden ontwerp-verordening alsnu zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
13. Schrijven van burgemeester en wethouders,
daarbij ter vaststelling aanbiedende eene ontwerp-veror
dening, betreffende het waarborgen van pensioens
aanspraken ingevolge artikel 71 der pensioenwet voor
de gemeente-ambtenaren 1913 en artikel 47 der wedu-