94 21 MAART 1914. wen wet voor de gemeente-ambtenaren 1913, alsmede be treffende de pensioenen van door de gemeente Breda vóór 1 October 1913 gepensionneerde ambtenaren en van hunne weduwen en weezen, zijnde gemeld schrij ven van den volgenden inhoud ,,Als gevolg van het voorschrift van art. 151 der „Gemeentewet, hebben de plaatselijke verordeningen, „regelende de pensionneering van gemeente-ambtenaren „en hunne weduwen en weezen, met 1 October 1913 „door de inwerkingtreding der Pensioenwet voor de „gemeente-ambtenaren 1913 en de Weduwenwet voor de „gemeente-ambtenaren 1913 opgehouden te gelden. „Evenwel bepaalt artikel 71 der Pensioenwet en art. „47 der Weduwenwet, dat de besturen van gemeenten, „waar op 1 October 1913 pensioensbepalingen gelden, „die hoogere aanpsraken geven dan die wetten, die „bepalingen vóór 1 April 1914 herzien, zooveel moge- gelijk met eerbiediging van verkregen aanspraken. De „herziening geschiedt onder goedkeuring van gedepu teerde staten, terwijl de herziene bepalingen op 1 Oc tober 1913 in werking moeten treden en uitsluitend op „de op dien datum in dienst zijnde ambtenaren van „toepassing worden verklaard. „Naar aanleiding hiervan hebben wij de eer U hierbij „ter vaststelling aan te bieden eene ontwerp-■verorde ning, waarbij de hoogere aanspraken, welke de ambte naren aan in deze gemeente bestaande pensioenrege- „lingen konden ontleenen, worden gewaarborgd. Tevens „zijn daarin opgenomen die bepalingen der Pensioen- herordening van 1896, welke betrekking hebben op „de reeds vóór 1 October 1913 door de gemeente ver- leende pensioenen en op het verleenen van pensioen „aan de weduwen en weezen van de reeds gepension- „neerde ambtenaren. Deze bepalingen worden wel niet „door het voorschrift van art. 151 der Gemeentewet „getroffen, doch het komt ons gewenscht voor, dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1914 | | pagina 94