21 MAART 1914. 97 ,,4. Het bedrag van het ouderdomspensioen, dat de „verordening van 1862 (art. 9a) toekent, is hooger dan „dat van de wet, n.l. 1/50 voor elk jaar dienst (de „wet 1/60) tot een maximum van 4/5 (de wet 2/3). „5. Het bedrag van het invaliditeitspensioen, gere- „geld in art. 9, b. en c„ der verordening van 1862 en „in art. 10 b en c der verordening van 1986, kan hoo- „ger zijn, dan het pensioen, dat ingevolge art. 3, „eerste lid sub b, der Pensioenwet wordt toegekend. „6. In het eenige geval, dat de verordening van „1862 aanspraak op pensioen geeft aan weduwen en „weezen, zal dit, (zie art. 9, laatste lid) hooger zijn „dan dat, hetwelk de Weduwenwet (artt. 6, 7 en 8) „toekent. „7. Ten slotte is er rekening mede te houden, dat „het pensioenreglement voor de werklieden (gemeente blad no. 108 van 1904) in art. 11a aan werklieden, „die op 21 Mei 1904 in dienst waren, in sommige ge tallen een maximum-pensioen van f 150.waar borgt. „In de aangeboden verordening is eene regeling ont- worpen, volgens welke de ambtenaren, na pension- teering ingevolge de wettelijke regeling, de boven „omschreven meerdere aanspraken zullen zien uitge- „drukt in een aanvullingspensioen van de gemeente. „De artt. 1 en 4 regelen het aanvullingspensioen „voor de ambtenaren, vallende onder de verordening „van 1862 de artt. 3 en 6 dat voor hen, op wie de „verordening van 1896 van toepassing is. De hier boven sub 3 bedoelde tijdelijke dienst, alsmede het „eventueel hoogere pensioensbedrag, als hierboven onder „4 en 5 vermeld, worden door dat aanvullingspensioen „vergoed. „De artt. 2 en 5 waarborgen de hierboven onder 6 „aangegeven aanspraken van de daarbedoelde weduwen „en weezen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1914 | | pagina 97