14 JULI 1915. 129 De VOORZITTER stelt dit punt aan de orde. De heer ZIJLMANS verzoekt alsnog voorlezing van het voorstel van burgemeester en wethouders, alsmede van den bij de stukken overgelegden brief van den directeur der openbare werken en de correspondentie met den heer S t u 1 e m e ij e r. Nadat aan dit verzoek is gevolg gegeven, zegt de heer VAN HULTEN, dat niet voldoende is toegelicht, waarom thans eene vermeerdering wordt voorgesteld van 10 op 25 aandeelen en of de toestand sinds 25 Juni zoozeer is veranderd, dat die vermeerdering nood zakelijk is. De heer Fr. SMITS antwoordt hierop, dat de gas- conunissie heeft gemeend het aandeelenbedrag hooger te moeten stellen, op grond van de inmiddels opgedane ervaring, dat de kolen van de reserve-maatschappij niet hooger in prijs zullen zijn dan die, welke men van velschillende firma's betrekt en ook naar aanleiding van hetgeen andere gemeenten doen. Het is zaak de reserve hoog op te voeren, wijl het te voorzien is, dat het betrekken van steenkolen in de toekomst moeilijkhe den zal opleveren. De invoer is nu reeds tot een mi nimum gedaald. De heer VAN HULTEN wijst erop, dat nog aan te toonen blijft, dat de toestand sedert 25 Juni zoozeer veranderd is, dat verhooging van de deelneming nood zakelijk is. De heer STULEMEIJER zegt, dat de indiening van dit tweede voorstel hem ten zeerste heeft verbaasd, doch alvorens hierop verder in te gaan, wil spreker rea geeren op enkele punten in de stukken, die zoo even zijn voorgelezen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1915 | | pagina 129