130 t' 14 JULI 1915.
Dat de directeur van openbare werken tot deelne
ming in de kolenreserve-maatsehappij zou hebben ge
adviseerd, heeft spreker niet in de stukken gevonden
en het blijkt ook uit niets.
In de stukken beroept men zich op hetgeen de heer
Van Rossum du Chattel heeft geantwoord op
eene vraag van den heer Van M i e r 1 o te Tilbury.
Ten einde de waarde van dit antwoord te kunnen vast
stellen, acht spreker het noodig erop te wijzen, dat de
heer Van Rossum lid is van den raad van beheer van
de Kolenreserve-maatsehappij
Verder wordt in het voorstel erop gewezen, dat het
in de bedoeling der regeering zou liggen, om beslag te
leggen op alle kolen, die niet door bemiddeling van het
kolenbureau worden ingevoerd. Spreker ontkent dit en
zal er straks nader op terugkomen.
De aanbiedingen, in de raadszitting van 25 Juni j.l.
door spreker en den heer Van lersel gedaan, had
den enkel ten doel om aan te toonen, dat er nog wel
kolen te krijgen waren. Dat burgemeester en wethou
ders op deze aanbiedingen niet hebben gereflecteerd, is
eene zaak, die burgemeester en wethouders aangaat.
De aanbiedingen zijn niet in de eerste plaats gedaan,
opdat burgemeester en wethouders zouden koopen, maar
als aansporing om ook te zorgen voor aanbiedingen.
Dat die aansporing geholpen heeft, blijkt wel uit het
voorgelezen schrijven van 1 Juli, waarin burgemeester
en wethouders zeggen, dat diverse aanbiedingen bij
hen zijn ingekomen. Sprekers aanbieding en de toen
genoemde prijzen moet men dan ook alleen beschou
wen in het licht van de toenmalige prijzen, als gevolg
van de paniek, veroorzaakt door de kolenreserve-maat
sehappij. Die paniek werd nog verhoogd door het voor
stel van burgemeester en wethouders, om de gasprijzen
te verhoogen en het licht in de winkels om 8 uur