182 ni 14 JULI 1915.
werken, is z ij het, die ons thans wil verplichten tot
deelneming, is z ij het, die de vrije concurrentie breekt
en stappen deed bij de regeering om op alle kolen, die
uit België worden uitgevoerd, beslag te leggen.
Het feit, dat de heer Fentener van Vlissin-
g e n, secretaris van de Kolenreserve-maatschappij, tevens
directeur is van de Steenkolen-handelsvereeniging, geeft
bovendien te denken.
Spreker is misschien de eenige, die dit zeggen durft,
doch velen denken zooals hij.
Gisteren had spreker nog een onderhoud met een
groot-industriëel over deze zaak, die hem zeide „Zijn
wij allen schapen, dat wij ons maar laten scheren zon
der een woord te spreken
Komende tot de vraag, hoe de houding van de Ko
lenreserve-maatschappij van vóór 28 Juni te rijmen is
met die van thans, wijst spreker erop, dat toen erop
gewezen werd, dat de eenige mogelijkheid om aan kolen
te komen, bestond door aankoop in neutrale landen,
b.v. Amerika, terwijl nu gezegd wordt, dat kolen zijn
gekocht in België en Duitschland. Toen heette het, dat
ieder ondernemer volkomen vrij zou blijven en nu heet
het in het perscommuniqué van 7 Juli, dat alle kolen,
die ingevoerd worden, ter beschikking van het Kolen-
bureau zullen worden gesteld. Men tracht dus de ge
meenten te dwingen tot deelname.
Spreker wijst in dit verband op de laatste verorde
ning van de Provinciale Staten in zake de electriciteits-
kwestie. Men was verontwaardigd, dat de provincie de
beide steden, Breda en Den Bosch, wilde dwingen. En
nu laat men zich het juk der Kolenreserve-maatschappij
opleggen.
De vraag, of Breda belang heeft bij deze maatschappij
beantwoordt spreker ontkennend. Wellicht kan zij nut
tig werken in het noorden, waar de aanvoer moeilijk