14 JULI 1915. 135
Spreker kan dus zijne stem niet geven aan het voor
stel van burgemeester en wethouders. En al zou de
raad, niettegenstaande dat alles, toch willen toetreden
tot de Kolenreserve-maatschappij, dan rust de verant
woordelijkheid daarvan op den raad en op burgemeester
en wethouders, dip niet hebben gedaan, wat zij doen
moesten. Zij hebben den tijd voorbij laten gaan om te
koopen.
Indien sprekers aanbieding van f '22.50 te hoog was,
waren er toch ook nog verschillende andere aanbiedin
gen. Waarom daarop niet ingegaan Alleen om den
weg te bereiden tot de Kolenreserve-maatschappij.
Men spreekt van te hoogen prijs, doch men weetniet
tot welken prijs die maatschappij zal leveren, wat ze
zal leveren en wanneer ze zal leveren. Het eenige wat
men weet, is, dat zij een paniek heeft verwekt. Dit kan
wellicht in haar belang zijn, doch dat is niet in het
belang van Breda. Men moet de zaak kalm overwegen
en trachten op de meest voordeelige wijze een reserve
te maken. De directeur van openbare werken heeft aan
den secretaris der Kolenreserve-maatschappij nog ge
vraagd, hoe duur de kolen zouden komen, doch er kon
geen prijs worden bepaald, wijl de toestand onzeker was.
In het persbericht is gesproken over ontwrichting
van den kolenhandel men heeft het zwendel genoemd.
En daarom moest de kolenhandel in ééne hand blijven
en zou er niet meer verkocht kunnen worden buiten de
reserve-maatschappij. En de secretaris van die maatschappij
de heer Fentener van Vlissingen, offreerde
gisteren nog, als directeur van de Steenkolen-handels-
vereeniging, aan de gasfabriek te Breda eene hoeveel
heid van 400 ton. Dezelfde, die als secretaris van de
Kolenreserve-maatschappij, spreekt over ontwrichting
van den kolenhandel.
Spreker meent de zaak hiermede voldoende te hebben