14 JULI 1915. 137 kan komen te staan. Iedere voorzichtige zaak zorgt thans voor geruimen tijd in grondstof gedekt te zijn Spreker gelooft niet, dat er ééne gemeente is, van den omvang als Breda, die er met haar voorraad zoo slecht bijstaat. Op 7 Juni wisten burgemeester en wethouders reeds, dat de steenkolen-handelsvereeniging slechts 60% zou leveren. Waarom in al dien tijd niet flink aangekocht, vraagt spreker Er is gekocht, onderbreekt de heer STAAL. Magere kolen van de staatsmijn, zegt de heer STU- LEMEIJER. De heer VAN IERSEL voortgaande, zegt. dat er in geen geval genoeg gekocht is. Breda heeft nog slechts een voorraad voor drie weken. Na 7 Juni had men kunnen goedmaken, wat door nalatigheid bedorven is. In het voorstel staat, dat bur gemeester en wethouders diligent blijven om kolen te koopen. Spreker heeft echter den indruk gekregen, dat zij diligent zijn, om geen kolen te koopen en zoo doende te moeten deelnemen voor een groot bedrag in de Kolenreserve-maatschappij. Eene instelling, welke spreker volstrekt niet sympathiek is, wijl zij begonnen is propaganda te maken voor haar zelf op eene wijze, dat er eene paniek uitbrak onder de kolenverbruikers, eene paniek, nog meer verergerd door de circulaire, waarin voor den oppervlakkigen lezer staat, dat na 15 Juli alle kolen, die ingevoerd worden, na inbeslag neming ter beschikking kunnen worden gesteld van de Kolenreserve-maatschappij en het dus met den vrijen handel afgeloopen is. Een circulaire dus, die zeer mis leidend is gesteld. Die Kolenreserve-maatschappij is in hoofdzaak uitge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1915 | | pagina 137