14 JULI 1915.
zeggen, dat de offerte te duur is en haar van de hand
wijzen, dit laat spreker persoonlijk koud, wijl hij geen
kolenhandelaar is. Er is dan toch aangetoond en vast
gelegd, dat burgemeester en wethouders, toen de gele
genheid er was, geen goede kolen tegen redelijken prijs
hebben willen koopen. Burgemeester en wethouders
dragen dan verder de verantwoordelijkheid voor een
evlentueel kolengebrek en voor het bedrag, dat later
zal blijken willens en wetens meer betaald te moeten
worden aan de Kolenreserve-maatschappij voor kolen,
die niemand kent.
Spreker meent zijn plicht te hebben gedaan en zal
stemmen tegen deelneming in de Kolenreserve-maat
schappij.
De schriftelijke offerte, waarvan spreker voorlezing
doet, en waarvan hij opname verzocht in de notulen,
luidt als volgt
„Rotterdam, 14 Juli 1915.
„Den heeren Stulemeijer en Van Iers el
„te Breda.
„Mijne Heeren,
„Ten behoeve van de Gasfabriek ten Uwent bied ik
,,U aan c.a. 1200 tons prima gaskolen, liggende in
„mijnen lichter de „Karl Schroers 16", alhier. Deze
„kolen kunnen dus onmiddellijk in lichters worden over -
.geladen en onverwijld naar Breda afvaren.
„De prijs dezer kolen stelt zich f 15.50 (vijftien gul
den vijftig cents) per ton van 1000 K.G. franco Rót-
sterdam. Hierbij komen dan de kosten van overslag te
Rotterdam en de scheepsvracht van Rotterdam naar
Breda, een en ander begroot op plus minus f 1.
„per ton.
„De door mij aangeboden gaskolen zijn van prima