14 JULI 1915. 141
De heer SASSEN acht het wenschelijk, dat burge
meester en wethouders hun standpunt nader uiteenzet
ten. Het spijt hem echter, dat de burgemeester niet
aanwezig is, wijl die in de kolenkwestie beter inzit dan
spreker. Maar toch zal hij trachten eenige punten op
te helderen, waarbij men dan in het oog moet houden,
dat de raad zetelt in het belang van Breda en dat men
tegoedertrouw beraadslaagt. Trouwens, burgemeester en
wethouders hebben nooit anders gemeend dan te han
delen in het werkelijk belang der gemeente.
Wat nu betreft de aanbieding, door den heer S t u-
1 e m e ij e r in de vorige vergadering gedaan, deze heeft
spreker als zeer serieus beschouwd. Als spreker alleen
te beslissen had gehad, zou hij gekocht hebben.
Door de offerte niet aan te nemen, is nu achteraf
wel gebleken, dat men er beter op geworden is, doch
dit was op 25 Juni niet te zien.
Er is gevraagd, of de toestand sedert 25 Juni zoo
zeer veranderd is, dat deelneming in de Kolenreserve-
maatschappij voor een groot bedrag noodzakelijk is.
Dat is inderdaad het geval. Er is sedert 25 Juni heel
wat veranderd. Er is veel geschreven en veel gespro
ken. Alle gemeenten zijn gaan koopen en als men let
op hetgeen anderen doen, dan handelt men nog zoo
kwaad niet. Nijmegen heeft voor 4000 ton deelgenomen
in de Kolenreserve-maatschappij, Tilburg voor 2000
ton. Op 25 Juni aarzelde ieder, nu niet meer.
Bovendien is er alle kans, dat beslag gelegd wordt
op de kolen, die buiten het Kolenbureau om gekocht
worden. Tilburg heeft pas 1000 ton Belgische kolen
gekocht, doch daarop is al beslag gelegd. Het is dus
mogelijk, dat ook Breda de pas in België aangekochte
kolen niet krijgen zal.
De heer VAN IERSEL wijst erop, dat in ons land