14 JULI 1915. 149 Ditzelfde kan ook gezegd worden van Duitsche kolen. Spreker juicht den maatregel der regeering toe, om beslag te kunnen leggen op kolen, die uit het buiten land worden ingevoerd. Daardoor wordt voorkomen, dat ze in handen komen van gelegenheidskoopers. Het protest van burgemeester en wethouders van Rotterdam is verklaarbaar, wijl die heeren steeds gewoon zijn geweest, zelf hunne inkoopen te doen. Doch daardoor wordt eene ongemotiveerde prijsopdrijving niet tegen gegaan. Als men let op den toestand van voor den oorlog en thans, dan zou men kunnen zeggen, dat iedere prijs van boven f 12.per ton reeds wijst naar eene prijs- opdrijverij. Bovendien mag onze gemeente zich niet spiegelen aan Rotterdam en eenige andere plaatsen. Die hebben electriciteits- en watergasfabrieken en toch doen ze hun best om eene behoorlijke kolenreserve te krijgen. Breda daarentegen heeft alleen een steenkolengasfabriek en moet, dus zeker maatregelen nemen om steeds kolen ter beschikking te hebben. Wat de kolen van de staatsmijnen betreft, deze zijn nog diet zoo bar slecht, rekening houdende met den prijs, waarvoor ze zijn aangekocht. Bovendien was het slechts een proef. Het is een feit, dat er voor de toekomst onzekerheid bestaat en daarom moet men voor de gemeente het zekere voor het onzekere nemen. Wij hebben gehoord tegen welken prijs reeds beslag is gelegd op de Belgische kolen. Die prijzen zijn al zeer laag. Mocht de gemeente genoodzaakt zijn, kolen te betrekken doo,r middel van de Kolenreserve-maat- schappij, dan hoopt spreker, dat men niet te duur uit zal zijn. Daartoe is het evenwel noodig, dat men reeds te voren met die maatschappij in contact is getreden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1915 | | pagina 149