14 JULI 1915. 151 voor 6 maanden. Hier zit men met een armzaligen voor raad van drie weken. Door spreker is gezegd, dat burgemeester en wet houders niet hebben willen koopen, om zoodoende te kunnen deelnemen in de Kolenreserve-maatschappij. Dat is sprekers indruk. Maar het is niet als eene be- leediging aan te zien. Alles wijst erop, dat burgemees ter en wethouders het daarheen hebben willen sturen. Men kan in de meening geweest zijn, dat de Kolen- reserve-maatschappij alles wel in het reine zou oren- gen en daarom andere aanbiedingen hebben verwaar loosd. Burgemeester en wethouders erkennen zelf, dat er verschillende aanbiedingen zijn geweest. Waarom dan niet gekocht Sinds 7 Juni wist men dat er een kolennood dreigde. Als burgemeester en wethouders van toen af gekocht hadden, zooveel ze konden, dan zou men nu niet zijn vertrouwen moeten schenken aan de Kolenreserve-maatschappij, waarvan het bestuur bestaat uit hooggeplaatste zakenmenschen, die plotseling aan philantropie zijn gaan doen door middel van kolenhandel. In antwoord op den heer Staal wil spreker doen opmerken, dat hij het steuncomité niet wenscht af te breken. Ook hij brengt dat steuncomité grooten lof. Maar de Kolenreserve-maatschappij is niet het steun comité. En wie zegt ons, dat er uit dit steuncomité niets kwaads kan voortspruiten. Laat de heer Staal eens het oordeel over de Kolenreserve-maatschappij vragen aan den burgemeester van Rotterdam. Spreker wil diens woorden hier niet herhalen, doch alleen verklaren, dat de burgemeester van Rotterdam het met spreker geheel eens is. De heer Staal heeft de gemeente gelukkig geheeten met haar driejarig contract. Maar men krijgt de kolen niet, waarvoor gecontracteerd is slechts 40 a 60% Rotterdam krijgt precies evenveel als voor den oorlog, maar die gemeente heeft geen driejarig contract.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1915 | | pagina 151