14 JULI 1915. 153
f 18. Spreker komt dus tot de conclusie, dat men
niet moet deelnemen. Doet ïpen het toch, dan wascht
spreker zijne handen in onschuld en zal men zich
later tegenover de gemeente moeten verantwoorden.
De heer Smits heeft nog gesproken van eene
proef. Doch waarom zou men eene proef nemen als het
niet noodig is. Dat er geen kolen meer te krijgen zou
den zijn, zijn schrikbeelden, waardoor men zich laat
opjagen.
Rotterdam heeft slechts 10 aandeelen in de Kolen-
reserve-maatschappij genomen dat is dus voor die
gemeente zoo goed als niets, terwijl zij een contract
heeft, dat met 1 September reeds afloopt. Wanneer
Rotterdam kolen kan krijgen, kan dat ook hier. Kolen,
die in Rotterdam aankomen, kunnen ook naar hier ge
bracht worden. Maar men zal er iets voor moeten doen.
Men zal er op uit moeten gaan en relatiën moeten
aanknoopen.
Er is nog gezegd, dat men het zekere voor het on
zekere moet nemen. Maar wat voor zekerheid is er in
de Kolenreserve-inaatschappij. Niets. De prijs niet, de
tijd van levering niet en van de kwaliteit weet men
evenmin iets. Alleen weet men, dat men kolen krijgt,
waarvoor men beginnen moet met f 47000.weg te
dragen, terwijl men niet weet. wanneer men de kolen
krijgen zal.
Laat men beginnen met de 1200 ton kolen te koo-
pen, die in het land liggen en waarvoor de heer Van
I e r s e 1 en spreker zich garant stellen. Waarschijnlijk
kan men daar later nog 1000 ton van krijgen. Leg
die kolen als reserve neer, dan heeft men het avontuur
met de Kolenreserve-maatschappij niet noodig.
De heer SASSEN wijst er op, dat de heer S t u 1 e-
m e ij e r, die herhaaldelijk Rotterdam als voorbeeld
stelt, niet moet vergeten, dat Rotterdam veel gunstiger