14 AUGUSTUS 1915. 169 niet verder zal ingaan. Alleen wenscht spreker deze vraag te stellen. Hem is medegedeeld, dat naar geen enkel der Bredasche onderwijzers bij hunne onmiddel lijke chefs is geïnformeerd. Spreker vraagt, of die me- dedeeling juist is. De heer SASSEN antwoordt hierop, dat dit eene kwestie is, die geheel bij burgemeester en wethouders thuis behoort. Zij zijn daarvoor aan den raad geene verantwoording schuldig en behoeven aan niemand te zeggen, waar zij hunne informatiën inwinnen. De voor dracht wordt opgemaakt door burgemeester en wethou ders met den districts-schoolopziener. Burgemeester en wethouders zijn ervan overtuigd, uat zij naar eer en geweten zijn te werk gegaan en dat zij hunne keus hebben gedaan uit de besten. De heer VAN HULTEN zegt, dat hij dit antwoord had verwacht. Zijns inziens kan echter niet gezegd worden, dat de meest geschikte candidaten op de voor dracht zijn geplaatst, wanneer niet omtrent alle solli citanten de noodige inlichtingen zijn gevraagd. De heer VAN IERSEL herinnert aan zijne ten vorigen ja,re ingediende motie en zegt, dat hij nog op hetzelfde standpunt staat. Uit verschillende voordrachten meent spreker echter te moeten opmaken, dat door burge meester en wethouders het systeem gehuldigd wordt, om de Bredasche onderwijzers niet voor te dragen bij eene benoeming tot hoofd eener school, maar hen zoo veel mogelijk te weren. Blijkbaar moeten ze eerst den hoer op gestuurd worden, willen ze later een kansje kunnen maken, om hier benoemd te worden. Voor ve len is dat echter praktisch onmogelijk. Gaan ze als hoofd naar een dorp, dan genieten ze in den regel min der salaris. Ook met het oog op de opvoeding hunner

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1915 | | pagina 169