200
9 OCTOBER 1915.
De heer REIGERSMAN zegt, dat hij wel eene wijzi
ging in die notulen wil aangebracht zien.
Op de vraag van den voorzitter, of de heer K e ij-
z e r zijne benoeming tot wethouder aannam, heeft hij
bevestigend geantwoord en in zijn bedankje o.a. ge
zegd, dat hij hoopte, voor zoover God hem kennis en
kracht geschonken heeft, deze te kunnen aanwenden in
het belang en tot welzijn van de katholieke stad Breda.
Spreker meent, dat dit is een ondoordacht gezegde. De
heer Keijzer heeft, in de liefde tot zijne kerk....
De VOORZITTER onderbrekende, zegt, dat hij geene
discussion over den inhoud der notulen kan toestaan,
voor zoover deze het gesprokene juist weergeven. Al
leen kan gediscussieerd worden over mogelijke wijzi
gingen, wanneer hetgeen gezegd is, daarin niet juist
is opgenomen.
De heer REIGERSMAN zegt, dat hij alleen wil voor
bereiden, wat hij straks wenscht voor te stellen.
De VOORZITTER herhaalt, dat hij in deze geene
voorstellen kan toestaan. De heer K e ij z e r heeft de
woorden gebezigd, zooals die in de notulen staan.
De heer REIGERSMAN meent, dat de heer K e ij z e r
zich heeft laten verleiden uit liefde tot zijne kerk, om
woorden te gebruiken, welke hier niet te pas komen.
Spreker zou daarom den heer K e ij z e r in overwe
ging willen geven
De heer VAN HULTEN doet een beroep op het re
glement van orde, waarin bepaald is, dat niet over de
notulen mag worden gedebatteerd.
De VOORZITTER zegt, dat hij ook geen debat zal
toelaten.