9 OCTOBER 1915.
203
leiding van den heer Van Lanschot is gewrocht,
maar wel wil spreker er de aandacht op vestigen, dat
de heer Van Lanschot, uitstekend financier als
hij was, dit alles heeft weten tot stand te brengen zon
der verhooging van lasten.
De heer mr. van Lanschot heeft gemeend het
ambt, dat hem lief was, te moeten neerleggen. Dit be
sluit dient te worden gerespecteerd, doch het past ons,
zegt spreker, hem bij het neerleggen van zijn ambt,
hulde en dank te brengen voor al het goede, dat hij
in het belang van Breda heeft tot stand gebracht en
hem toe te wenschen, dat het hem gegeven moge zijn
op ander gebied een werkkring te vinden, waarin hij
zijne volle werkkracht kan ontplooien tot zijne tevre
denheid en geluk.
De vergadering betuigt hare instemming met het ge
sprokene door den VOORZITTER.
6. Adres van A. G. Bouten, redacteur van de
Bredasche courant alhier, houdende mededeeling, dat
hem ter kennis is gekomen, dat door de N. V. voor
heen F. J. Stulemeijier en Co., van welke ven
nootschap het raadslid, de heer C. L. S t u 1 e m e ij e r
mede-directeur en aandeelhouder is, betonplaten zijn ge
leverd aan den aannemer van gemeentewerken, den. heer
B o s te Utrecht, en dat de daaraan verbonden werk
zaamheden zijn uitgevoerd door genoemde vennootschap,
onder toezicht van den directeur van gemeentewerken,
welke handelingen van het raadslid Stulemeijer,
naar de meening van adressant, in strijd zijn met art.
24 der gemeentewet, met verzoek deze aangelegenheid
le onderzoeken en die maatregelen te nemen, welke in
zoodanige gevallen door de wet geboden zijn.
De VOORZITTER, de zaak aan de orde stellende,
wenscht, om de discussiën te bekorten, in deze een voor-