212 9 OCTOBER 1915. „van meer dan 3000 M3. per jaar blijkt, dat daaronder „vallen, behalve het Rijk voor de verschillende Rijks gebouwen, nog tal van lichamen, vennootschappen en „firma's, waarvan de aandeelhouders of firmanten niet „of slechts ten deele in de plaatselijke belastingen bij dragen, doordat zij niet in de gemeente hunne woon plaats hebben of slechts als forens zijn aan te merken. „Waar, tengevolge van de prijsstijging der grond- „stof, het winstcijfer van de gasfabriek aanmerkelijk „zal dalen en hierdoor het evenwicht in de algemeene „begrooting van inkomsten en uitgaven verbroken „wordt, komt het ons billijk voor, dat dit evenwicht „wordt hersteld door hen, die het directe genot lieb- „ben van het bedrijf. Dit klemt te meer, wijl de gas- „prijs in deze gemeente, in vergelijking met andere „gemeenten, vrij laag is en door deze prijsverhooging „ook worden getroffen verschillende inrichtingen en „bedrijven, waarvan de ondernemers niet of slechts „in geringe mate in de plaatselijke belastingen bijdragen. „Bovendien worden door deze verhooging niet ge troffen de muntgasverbruikers, zijnde in hoofdzaak „personen, behoorende tot de werkende klasse, terwijl „het Verder in de bedoeling ligt, zooals trouwens hier- „voor reeds is opgemerkt, deze opcentenheffing slechts „een tijdelijk karakter te doen dragen. „De minderheid van ons college heeft zich, voor zoo- peel betreft de heffing over het loopend jaar, niet met „dit voorstel kunnen vereenigen, terwijl de commissie „voor de gasfabriek en waterleiding eenstemming tot „het doen van dit voorstel heeft geadviseerd." De VOORZITTER stelt dit punt aan de orde. De heer VAN IERSEL zegt, dat hij zich niet met het voorstel kan vereenigen. Spreker vraagt zich af, waarom de middenstanders en ook werklieden hier

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1915 | | pagina 212