9 OCTOBER 1915.
217
men, instellingen en personen in de meerdere uitgaven
van het gasbedrijf zullen bijdragen, die niet in den
hoofdelijken omslag kunnen getroffen worden. Dit groote
argument, dat zoo klemmend is, is nog door geen en
kel tegenstander gerescontreerd.
De categorie van gasverbruikers, waarvoor de heer
Van Huiten opkomt, zijn meestal menschen, die
het gas over den muntmeter ontvangen. Voor hen blijft
de gasprijs precies dezelfde. En wat de middenstanders
aangaat, gelooft spreker niet, dat deze menschen over
het algemeen reden tot klagen hebben. Men moet de
dingen nemen, zooals zij zijn en niet praten over den
armen middenstand. Het gaat die menschen thans in
Breda heusch zoo slecht niet. Bovendien kan men deze
belasting, als men het zoo noemen wil, voor een groot
gedeelte zelf regelen. Als de verhooging te zwaar
drukt, dan tracht men zooveel mogelijk te bezuinigen.
En die verlichten wil, kan het betalen.
Oudere leden van den raad zullen het zich nog wel
herinneren, hoe men het hier steeds eene verbazende
onbillijkheid heeft genoemd, dat naamlooze vennoot
schappen, firma's, het Rijk en andere instellingen, die
van Breda profiteeren, niet in de belastingen bijdra
gen. Alleen door de voorgestelde wijze kunnen zij
eenigszins getroffen worden. En nu moge er voor het
stelsel van den heer Van lersel wel iets te zeg
gen zijn, doch men moet de zaak van den praktischen
kant beschouwen. Er bestaat nu eenmaal een toestand,
dien men niet mag verwaarloozen. Er zullen altijd
onbillijkheden blijven bestaan, zoowel bij deze, als bij
eene andere regeling, doch de voorgestelde acht spre
ker nog de meest billijke.
De heer ZIJLMANS herhaalt zijne vraag, waarom
eene verhooging van 20% wordt voorgesteld.