218 9 OCTOBER 1915. De VOORZITTER zegt, dat hij een groot voorstan der is van het voorstel. Spreker meent, dat de tegen standers voornamelijk voorbij zien, dat het voorstel sleohts een tijdelijk karakter draagt en alleen dient om in een noodtoestand te voorzien, wijl de grondstoffen zoo aanzienlijk gestegen zijn. Om de verhooging later gemakkelijk te kunnen doen dalen en geheel te doen verdwijnen, als de tijden weer normaal zijn, is de voor keur gegeven aan een opcentenheffing, 't Is dus een zuiver tijdelijke noodmaatregel, omdat de grondstoffen belangrijk in prijs zijn gestegen en geen voldoende aequivalent wordt gevonden in den verkoop der bij producten. De heer Van lersel heeft eene lans willen bre ken voor den middenstand, doch spreker is het in dit opzicht eens met den heer Bloemarts en meent, dat de middenstanders tijdens de mobilisatie over het algemeen niet te klagen hebben. Het gaat den nering doenden hier lang niet slecht, zoodat zij best eene tijde lijke verhooging van den gasprijs kunnen doorstaan. Het doel, waarmede de gasfabriek indertijd als ge meentelijk bedrijf werd opgericht, moet voornamelijk hierin gezocht worden, wijl men het beter vond een dergelijk bedrijf, waarmede verschillende gemeente belangen gemoeid zijn, niet in handen van particulieren te laten. Tal van jaren is er strijd geweest over de vraag, of de gasrechten moesten worden aangemerkt als eene belasting, dan wel of men hier te doen had met een kostprijs, waarop winst mocht worden gemaakt en of het dan niet beter was de winst zoo gering mogelijk te doen zijn en den hoofdelijken omslag naar evenre digheid te verhoogen. Om aan de financiëele nooden van verschillende ge meenten tegemoet te komen, heeft de wetgever later

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1915 | | pagina 218