230
9 OCTOBER 1915.
juichen, want wij allen dragen den werkman een goed
hart toe. Om echter uitsluitend die menschen te helpen,
die reeds bevoorrecht zijn boven anderen, daartoe kan
spreker niet medewerken. Dat zal ontevredenheid wek
ken bij verschillende werkgevers en ook bij die werk
lieden, die in particulieren dienst zijn.
De heer KEIJZER meent, dat sommige zaken niet
duidelijk worden voorgesteld. Het gaat er over, om
menschen, die geen krimp kunnen lijden, te helpen. Nu
meent de heer S m i t s wel, dat het gaat over week-
loonen van f 16. doch dit is niet juist. Negentig pro
cent van de werklieden blijven daar ver onder. En dan
wordt alleen toeslag gegeven voor de kinderen, want
deze brengen de duurte aan. Ofschoon de levensmidde
len belangrijk in prijs zijn gestegen, zijn de loonen de
zelfde gebleven. Er wordt dus in die gezinnen wel
degelijk gebrek geleden. Bij de ambtenaren met hoogere
tractementen kan het eenige krimp lijden, doch menschen
met een inkomen van niet meer dan f 500.a f 600.
per jaar, komen in deze tijdsomstandigheden tekort, of
wel zij moeten schulden maken.
De heer STULEMEIJER kan zich niet vereenigen
met de instelling eener commissie, wier taak het zal
zijn om te onderzoeken of er al dan niet een tekort is.
Wanneer een zoodanig voorstel wordt gedaan, zal hij
daartegen stemmen. De werklieden willen den- toeslag
niet opgevat zien als eene bedeeling, maar als een
stukje loon.
Nu heeft de heer Smits voortdurend gesprokepi over
weekloonen van f 16..doch er zijn zeer weinig werk
lieden, die dat loon verdienen. De meesten blijven er ver
beneden. Van 90% varieert dat loon van f 490.— tot
f 675.per jaar.