236 9 OCTOBER 1915. ,,In zooverre is dit verzoek niet voor inwilligdïig- vat baar, wijl eventueele bevordering eene zaak is, die „uitsluitend tot de competentie van den burgemeester „behoort. „Eene verhooging van de minima en de maxima der „bezoldiging, zooals tevens gevraagd wordt, komt ons „in de huidige tijdsomstandigheden niet gewenscht voor. „Wel echter zijn wij van oordeel, dat de periodieke „verhoogingen, zooals die in de bestaande salaris-ver ordening zijn vastgelegd, te lang op zich laten wach- „ten, zoodat er, naar onze meening, alleszins termen bestaan om de driejaarlijksche verhoogingen, voor het ,,geheele polittie-personeel in tweejaarlijksche om te zetten. „Wat het adres sub c betreft, meenen wij, dat dit ter „zijde behoort te worden gelegd, als zijnde op onge regeld papier geschreven. „Wij hebben de eer U mitsdien voor te stellen „lo. afwijzend te beschikken op de verzoeken sub ,,a en b, voor zooveel betreft salaris verbooging en het „daarin opgesloten beginsel van bevordering tot agent „der le klasse ,,2o. te besluiten, dat de driejaarlijksche verhoogin- „gen, bedoeld in de verordening gemeenteblad no. 187, „worden gewijzigd in tweejaarlijksche, in te gaan met „1 .Januari 1916, met dien verstande, dat daarna alle „toegekend wordende verhoogingen voortaan tweemaal „per jaar zullen ingaan en wel op 1 Januari en 1 „Juli, al naar gelang de belanghebbende in het eerste „of het tweede halfjaar in dienst getreden is." De VOORZITTER stelt dit punt aan de orde. De heer SASSEN kan zich wel met het voorstel ver eenigen, doch vindt het jammer, dat geen bedrag ge noemd wordt, wat deze regeling aan de gemeente- kos ten zal.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1915 | | pagina 236