240 9 OCTOBER 1915. 19. Prae-acl'vies van burgemeester en wethouders op het adres van de lantaarnopstekers aan de gasfabriek, om maatregelen te nemen, dat zij worden opgenomen» in het pensioenfonds, luidende als volgt „Onder wederaanbieding van het bij Uw besluit van „20 Juni 1914 in onze handen gesteld adres van de „lantaarnopstekers aan de gasfabriek, houdende verzoek „om maatregelen te nemen, dat zij worden opgenomen „in het pensioenfonds, met andere woorden, dat zij zul- „len komen te vallen onder de pensioenwet en de we- „duwenwet voor de gemeente-ambtenaren, hebben wij „de eer U het volgende mede te deelen. „Op adressanten was niet van toepassing het thans „vervallen reglement op het pensionneeren van vaste „werklieden in dienst der gemeente, terwijl zij evenmin „deelgerechtigd waren in het vroegere gemeentelijke „pensioenfonds. „Hunne werkzaamheid was en is nog steeds te be- schouwen als van tijdelijken aard. Zij vinden daarin „niet hunne hoofdbezigheid of beroep, zoodat zij slechts „voor een deel in gemeentelijken dienst zijn. „Niet de gemeente echter, maar de wet bepaalt, welke „personen als gemeente-ambtenaren in den zin der pen sioenwet zijn aan te merken. Daaronder vallen niet de „zoodanigen, welke, ofschoon voor de gemeente werk- „zaam, niet van eene vaste aanstelling zijn voorzien. „Eenige aanleiding om aan adressanten eene vaste „aanstelling uit te reiken, bestaat er niet, omdat de ge- „meente, die de verklaring heeft afgelegd, bedoeld in „art. 68 der pensioenwet voor de gemeente-ambtenaren, „bezwaarlijk het risico kan dragen Moor eventueel© pen- „sionneering tengevolge van invaliditeit, ontstaan bij de „uitoefening van hun eigenlijk beroep. „Wij hebben de eer U mitsdien voor te stellen, aan „adressanten te kennen te geven, dat er geen termen „zijn, om gunstig op het verzoek te beschikken.1'

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1915 | | pagina 240