9 OCTOBER 1915.
241
De heer VAN HULTEN is het niet eens met het
prae-advies, dat deze menschen in tijdelijken dienst zijn.
Velen hunner zijn reeds jaren in deze functie werk
zaam. Er dient dus gezegd te worden, dat zij zijn in
vasten gedeeltelijken dienst. Nu zijn indertijd wel pen
sioensgrondslagen vastgesteld voor de vischvrouwen en
den kapelmeester van het stedelijk muziekkorps. Deze
personen zijn ook slechts in gedeeltelijken dienst en
daarom vraagt spreker zich af, waarom het niet mo
gelijk zou zijn, om ook de lantaarnopstekers pensioen
gerechtigd te maken.
De VOORZITTER antwoordt hierop, dat het karak
ter van pensioengerechtigdheid niet zit in den duur,
maar in den aard der aanstelling. Vroeger werden de
werklieden aan de gasfabriek in dienst genomen door
den directeur. Eene aanstelling werd hen nimmer uit
gereikt. In de laatste jaren is hierin echter eene ver
andering gekomen. De benoeming geschiedt nu door
burgemeester en wethouders en de werklieden ontvan
gen eene vaste aanstelling.
De heer VAN HULTEN zou dan ook deze menschen
eene vaste aanstelling willen uitreiken.
De VOORZITTER zegt, dat dit eene zaak is, welke
later kan overwogen worden.
Zonder verdere bedenking wordt alsnu be
sloten overeenkomstig het voorstel van burge
meester en wethouders.
20. Prae-advies van burgemeester en wethouders op
het voorstel van het toenmalige raadslid, den heer J.
A. H. van den Brink, gedaan in de vergadering
van 17 April 1909, tot wijziging van het reglement op
het pensionneeren van vaste werklieden in dienst der
gemeente.