20 NOVEMBER 1915. 249 „Eenige aanleiding om hem uit de gemeentekas een „jaargeld toe te kennen, bestaat er naar onze meening „niet en zou tol consequenties kunnen leiden, waarvan „de gevolgen niet te overzien zijn. „Billijkheidsgronden zijn niet aanwezig, omdat de „heer K a n n e m a. n s indertijd in de gelegenheid is ge dweest tot het pensioenfonds toe te treden en zich daar- „door eenig pensioen te verzekeren en evenmin mogen „gelden overwegingen van phiiantropisehen aard, omdat de „gemeentekas in het algemeen daarvoor niet bestemd is. „Opgemerkt zij nog, dat de heer K a n n e m a n s in „de door hem bekleede functie aan de teekensc'hool niet „zijn hoofdbestaan vond, maar deze slechts aan eene „bijbetrekking was aan te merken. „Wij hebben de eer U mitsdien voor te stellen op „het onderwerpelijke adres afwijzend te beschikken." Nadat het adres op verlangen van den heer STAAL is voorgelezen, wijst deze er op. dat het niet aangaat, een ambtenaar met 36 dienstjaren en die steeds trouw zijn plicht vervuld heeft, zonder eenige toelage aan der dijk te zetten. Zoo heelemaal niets voor een man, die wegens ziekte ontslag heeft moeten nemen, is erg. Hij komt daardoor in een kommervollen toestand. Spreker meent, dat den heer Kannemans wei eene kleine toelage toekomt van f 150.of f 100.per jaar. De heer VAN HULTEN is het eens met den heer Staal. De man heeft bijna 40 dienstjaren en steeds trouw zijn plicht vervuld. De meening van burge meester en wethouders, dat de toekenning van een. jaar geld tot consequenties zou leiden, waar dan de gevolgen niet te overzien zijin, deelt spreker niet. De meeste, zoo niet alle gemeente-ambtenaren, die thans in dienst der gemeente zijn, zijn tengevolge van de nieuwe pensioen wetten, pensioengerechtigd. Ook zijn er precedenten,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1915 | | pagina 249