'20 NOVEMBER 1915. 255 „Bij brief van 31 Mei 1912 ontvingen wij daarop van „gemelde Kamer bericht, dat de loonen van enkele werk - „lieden, met ingang van 1 Juli d.a.v., behoorden te „worden verhoogd, terwijl zij de vragen sub 2o. en „3o. ontkennend, beantwoordde. „Zoeals wij reeds hiervoor opmerkten, werden, in „verband met gemeld schrijven, de loonen verhoogd 'n „overeenstemming met den hier ter stede geldenden „loonstandaard en konden wij voorts geene vrijheid „vinden, U een voorstel te doen tot wijziging van de „overige regelingen, welke omtrent minimumloon en „maximum-arbe'dsduur in 1907 waren vastgesteld. „Wiil ook op dit oogenblik daartoe geene aanleiding „bestaat en in ieder geval betere tijdsomstandigheden „behooren te worden afgewacht, alvorens in de be staande loonregelingen eenige verandering te brengen, „hebben wij de eer U in overweging te geven, op de „beide voorstellen van de heeren van den Brink „en van H u 11 e n voorshands niet in te gaan, maar „aan ons college over te laten om tegelegenertijd nieuwe „bepalingen te ontwerpen en aan Uwe vergadering ter „vaststelling aan te bieden. De VOORZITTER vraagt, of de raad zich met dit voorstel kan vereenigen. De heer VAN HULTEN vraagt, of wellicht nog andere door hem vroeger ingediende voorstellen in por tefeuille zijn. In dat gieval zou hij gaarne de afdoening daarvan bevorderd willen zien. De VOORZITTER zegt, dat successievelijk alle nog onafgedane zaken in behandeling zullen worden gebracht. Zonder verdere bedenking wordt alsnu be sloten overeenkomstig het voorstel van burge meester en wethouders.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1915 | | pagina 255