276
20 NOVEMBER 1915.
De heer Fr. SMITS meent zijn voorstel te moeten
handhaven. Spreker zal niet terugkomen op de theo
rieën van den heer S.tulemeijer, waar deze voor
namelijk eene loonsverhooging heeft bepleit.
Sprekers voorstel beoogt het verleenen van steun,
omdat er omstandigheden kunnen zijn, dat in sommige
gezinnen nooddruft zou kunnen ontstaan.
Als voorzitter van het vluchtelingencomité heeft spre
ker in den laatsten tijd heel wat ondervonden en acht
hij het hoogst noodzakelijk, dat eerst een ernstig on
derzoek wordt ingesteld, alvorens een toeslag wordt
gegeven.
Spreker geeft toe, dat er in sommige gezinnen van
gemeente-werklieden gebrek kan bestaan en daarom heeft
hij denzelfden leiddraad gevolgd, als in het oorspron
kelijke voorstel van burgemeester en wethouders was
aangegeven. Hij heeft getracht hierdoor eene verzoening-
tot stand te kunnen brengen.
De heer VAN HULTEN meent, dat er een groot
verschil bestaat tusschen dit onderzoek en dat, waarop
de heer Smits als voorzitter van het vluchtelingen
comité doelt.
De heer STULEMEIJER wijst erop, dat niets anders
wordt beoogd dan een tijdelijke toeslag op grond dat
de prijzen der levensmiddelen thans abnormaal hoog
zijn. Spreker is er tegen om in deze abnormale tijden
het standaardloon te verhoogen. Alleen wenscht hij een
toeslag te geven, daar, waar tekort gekomen kan wor
den, dat is in gezinnen met de meeste kinderen. In
gezinnen met een wekelijksch inkomen van f 16.
wordt de toeslag niet noodig geacht. Hier gaat het dus
niet om. Maar drie-vierde van de gemeente-werklieden