10 DECEMBER 1915. 293 van 5 zeker bedrag opzetten, zulks geschiedt ook in andere plaatsen. Als dit eene kleinigheid is tot dekking van gemaakte onkosten, is hun dat niet kwalijk te nemen. Spreker dringt er dus nogmaals op aanhet slot van het voorstel zoodanig te wijzigen, dat in het vervolg met het verzoek van adressanten zooveel mogelijk zal worden rekening gehouden. De heer SASSEN zegt, dat hij over deze zaak ©enigs zins kan meespreken, omdat hij de laatste twee jaren in het college van burgemeester en wethouders tot het nemen van verschillende besluiten heeft medegewerkt. Als regel gold toen openbare aanbesteding en wanneer hiervan werd afgeweken, werd de zaak altijd nauw gezet overwogen. Ook de klacht van den heer V r i e n s heeft spreker in het dagelijksch bestuur medegemaakt. V r i e n s is toen driemaal gehoord. Hij verlangde echter eene sa menkomst met den directeur in tegenwoordigheid van burgemeester en wethouders, doch dit heeft men niet willen toestaan. De heer LIJDSMAN zegt, dat die klacht ook bij de bouwcommissie is behandeld. Een onderzoek kon toen echter niet plaats hebben wegens te hoogen waterstand. De VOORZITTER meent, dat de klacht omtrent die watersleuf niets te beteekenen heeft, als blijkt, dat de verleende faciliteit aan de deugdelijkheid van het werk niets afdoet. Als de heer V r i e n s klachten heeft, kan hij zich wenden tot den raad en dan kunnen burge meester en wethouders alle klachten nog eens voor den dag halen. Spreker begrijpt echter de houding van den heer V r i e n s niet, waar hij door burgemeester en wet houders met de meeste welwillendheid is behandeld. Slechts ééne zaak is hem geweigerd, nl. een onderhoud

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1915 | | pagina 293