10 DECEMBER 1915. 341
Antwoord.
4
De presentiegelden voor leden van den raad beschou
wen wij als eene vergoeding voor tijdverlies en nood
zakelijke onkosten. Bij de tegenwoordige democratisee
ring van de gemeenteraden achten wij afschaffing daar
van niet geraden. Juist in de laatste jaren is in vele
gemeenten overgegaan tot toekenning dier gelden hier
hebben die vanaf de werking der gemeentewet bestaan.
De heer J. M. INGENHOUSZ zegt, dat het idéé, om
de presentiegelden af te schaffen, van hem is uitgegaan.
In vorige jaren is een dergelijk voorstel steeds met
schitterende meerderheid verworpen, zoodat spreker ook
thans vreest, dat de kans op succes wel gering zal zijn.
Met het antwoord van burgemeester en wethouders
kan spreker zich niet vereenigen. Zooals de raad thans
is samengesteld, kan er van tijdverlies bij de leden
geen sprake zijn. Er zijn geen stukwerkers in den raad,
of menschen, die per uur werken.
Alls men bovendien de vergoeding vergelijkt met den
tijd, dien men aan het bijwonen der vergaderingen moet
besteden, dan komt het spreker voor, dat die tijd niet
erg kostbaar is, daar de vergoeding slechts gering is.
Ook weet snreker niet, waar de noodzakelijke on
kosten vandaan moeten komen, die aan de waarneming-
van het ambt zijn verbonden.
Dit is de reden, waarom spreker op acschaffing der
presentiegelden aandringt. Het idéé is in hoofdzaak be
zuiniging en om den raad desnoods in staat te stellen,
die gelden voor andere doeleinden te bestemmen.
De lieer VAN HULTEN zegt, dat er wel degplijk een
raadslid is, dat door het bijwonen der vergaderingen
nadeel lijdt. Niet wat het salaris betreft, dat blijft voor