10 DECEMBER 1915.
343
Volgn. 7. In alle afdeelingen zijn alle leden van
meening, dat de reeds ontworpen salarisverbeteringi voor
het personeel ter secretarie, ondanks de gedrukte tijds
omstandigheden, toch spoedig behoort te worden behan
deld. In eene afdeeüng zijn alle leden van oordeel, dat
aan die nieuwe salarisregeling eenige terugwerkende
kracht behoort te worden gegeven.
Antwoord.
Het was ons aangenaam te vernemen, dat alle leden
de salarisverbetering van het secretarie-personeel niet
langer uitgesteld wenschen te zien, omdat eene verbe
tering) dier salarissen reeds in het voorjaar van 1914
door ons college in beginsel was aangenomen en het
ontwerp voor zulk eene regeling toen gereed kwam.
Wij zijn van meening, dat, zonder daardoor af te wij
ken van het aangenomen beginsel om in dezen crisis
tijd geen loonsverhooging toe te staan, verbetering van
de hierbedoelde jaarwedden kan en ook moet worden
bevorderd. Bij de behandeling der onderwerpelijke be
grooting zullen wij daartoe een voorstel doen en een
en ander nader uiteen zetten we hopen, dat de raad
met het voorstel zal meegaan. Bij de behandeling van
de ontworpen regeling zullen wij overwegen of daar
aan eenige terugwerkende kracht behoort te worden
toegekend.
De VOORZITTER zegt, dat deze zaak door de vast
stelling der verordening als afgedaan is te beschouwen.
De heer VAN HULTEN zegt, dat in het rapport ook
nog sprake is van terugwerkende kracht.
De VOORZITTER meent, dat men daarop niet moet
terugkomen. Burgemeester en wethouders zijn in het
algemeen tegen het verleenen van terugwerkende kracht