13 MAART 1915. 35 „De aansprakelijkheid der gemeente kunnen wij dus „in geen geval aanvaarden. „Wij willen echter aannemen, dat adressant geheel „tegoedertrouw heeft gehandeld en dat de mogelijkheid „niet is uitgesloten zekerheid daaromtrent bestaat „niet dat bij het leggen der waterleidingsbuizen in „het trottoir van den Academiesingel de rioolaanslui- „ting van adressant's woning is defect geraakt. „Op dien grond zijn wij bereid ons voorstel van 17 „Augustus 1914, Ag nr. 7, alsnog in dien zin te wij zigen, dat aan adressant uit een oogpunt van billijk heid eene tegemoetkoming' in de geleden schade zal „worden toegekend ten bedrage van f 50. De heer VAN HIJLTEN wijst er op, dat in het prae- advies uitdrukkelijk wordt geconstateerd, dat adressant geen recht heeft op schadevergoeding, maar dat alleen de billijkheid medebrengt een schadeloosstelling te ge ven van f 50. Hier is de zaak dus juist tegenover gesteld aan de vorige. Er is ook een bévu begaan en zonder dat is uitgemaakt, aan wie de schuld ligt, wordt eene vergoeding voorgesteldSpreker acht dit een ge vaarlijk precedent en zal dus tegenstemmen. De VOORZITTER zegt, dat alleen niet is uit te ma ken, aan wie de schuld ligt. Om dit te kunnen vast stellen, zou wellicht de geheele rioolleiding moeten op gebroken worden en dan zouden de kosten daarvan al leen reeds hooger kunnen loopen, dan de geheele schadevergoeding bedraagt. De heer BLOEMARTS betoogt, dat het verschil tus- schen deze en de vorige zaak nogal belangrijk iB. Waai de schuld niet volkomen vaststaat, kan de gemeente toch moeilijk de aansprakelijkheid aanvaarden. Het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1915 | | pagina 35