366
13 DECEMBER 1915.
herhaalde malen een beroep doet op de medewerking-
der burgemeesters, eene medewerking, welke te waar-
deeren is naarmate de gemeente grooter en gewichtiger
is en dat ik de opvolger zal hebben te zijn van een
man als de heer Van La n. schot, een van bekende
capaciteiten, die, ik weet het, zooveel belangrijks en
nuttigs voor deze gemeente wist tot stand te brengen.
M. H. Met dit voor oogen zal het u niet verwonde
ren, dat ik een beroep doe op uwe welwillendheid en
dat ik om uw steun en voorlichting met aandrang kom
vragen. Waar mij de noodige kennis omtrent personen
en toestanden volkomen ontbreekt, daar hoop ik niet
te vergeefs dit verzoek toit u te richten.
En met te meer vertrouwen doe ik dit, nu gij mij
reeds bij de eerste kennismaking met de grootste vrien
delijkheid zijt tegemoet gekomen.
Is het mij een behoefte u daarvoor mijn hartelijken
dank te betuigen, in het bijzonder wil ik hier mijn har
telijken dank uitspreken voor de zoo welwillende en
vleiende woorden, waarmede mij de oudste wethouder
het welkom heeft willen toeroepen.
Hartelijk dank, mijnheer IngenHousz, voor uwe
zoo vriendelijke toespraak en u, M. H. leden van den
raad, niet minder hartelijk dank voor de instemming
daarmede betoond. Heeft de wijze waaron u tot mij
het woord hebt willen richten mij zeer getroffen, uwe
woorden heb ik ook zeer op prijs gesteld. Zij geven
mij moed voor de toekomst en doen mij vertrouwen,
dat wij op de meest aangename wijze zullen samenwer
ken tot heil van deze gemeente.
Want M. H. van nu af zal ik deel hebben aan het
bestuur dezer gemeente en zullen wij te zamen er de
verantwoordelijkheid voor dragen. Moge de band, die
heden tusschen ons gelegd is, een hechte blijken te